ECLI:NL:CRVB:2016:4394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische grondslag van een WIA-uitkering en de geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die in Duitsland woont, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar aanvraag voor een WIA-uitkering had afgewezen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv de medische grondslag van het bestreden besluit correct had vastgesteld en dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante meer beperkingen had dan vastgesteld op de datum in geding, 1 augustus 2013.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de in hoger beroep overgelegde gegevens niet tot een ander oordeel leiden. De Raad heeft benadrukt dat de beoordeling van de geschiktheid van de functies niet alleen gebaseerd is op subjectieve klachten, maar op objectieve medische maatstaven. De rechtbank had ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie correct had geïnterpreteerd.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geconcludeerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit zorgvuldig was vastgesteld en dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.