ECLI:NL:CRVB:2016:4473
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. ter Brugge
- J.M.M. van Dalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde werkzaamheden
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving sinds 16 januari 2010 bijstand, maar na een signaal dat hij in oktober 2013 werkzaamheden had verricht, startte het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen een onderzoek. Appellant verklaarde dat hij enkele dagen bij [bedrijf 1] had gewerkt en sinds december 2013 bij [bedrijf 2]. Het college concludeerde dat appellant zijn werkzaamheden niet had gemeld en besloot op 19 maart 2014 de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellant ging in bezwaar, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant zijn wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden door niet tijdig te melden dat hij werkzaamheden verrichtte. De Raad stelde vast dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij recht had op bijstand. De verklaringen van appellant en zijn werkgever stonden haaks op elkaar, en de Raad oordeelde dat de door appellant overgelegde gegevens onvoldoende waren om de omvang van zijn werkzaamheden en de daaruit verkregen inkomsten vast te stellen. Daarom bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen.