ECLI:NL:CRVB:2016:4481
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten boekhouder in het kader van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de aanvraag van appellant voor bijzondere bijstand werd afgewezen. Appellant, die in de jaren 2011 tot en met 2013 als zelfstandig ondernemer werkzaam was, had op 16 maart 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een boekhouder. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten van de boekhouder niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in de Participatiewet (PW). De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, waarbij zij oordeelde dat appellant als ondernemer verantwoordelijk was voor het bijhouden van een adequate boekhouding en dat de kosten hiervoor niet als noodzakelijke kosten van het bestaan konden worden aangemerkt.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat er wel sprake is van bijzondere omstandigheden die de kosten van de boekhouder rechtvaardigen. Hij stelt dat hij zonder een boekhouding niet in aanmerking kan komen voor bijstand, maar dat hij nooit een boekhouding heeft kunnen opstellen omdat zijn bedrijf niet operationeel was. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de gronden van appellant in wezen een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat appellant zijn stelling dat het bedrijf niet operationeel was, niet met verifieerbare gegevens heeft onderbouwd. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.