ECLI:NL:CRVB:2016:4523
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijzondere bijstand die aan appellanten is verleend voor de kosten van rechtsbijstand. Appellanten hebben op 18 augustus 2014 bijzondere bijstand aangevraagd ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van rechtsbijstand in een civiele procedure. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 15 september 2014 goedgekeurd tot een bedrag van € 544,-. Echter, na een proceskostenvergoeding die appellanten ontvingen van de wederpartij in de civiele procedure, heeft het college op 28 januari 2015 besloten om de bijzondere bijstand terug te vorderen tot een bedrag van € 401,-. Dit besluit is later door de rechtbank Amsterdam ongegrond verklaard, waarop appellanten in hoger beroep zijn gegaan.
In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de bijstand niet als lening maar als gift is verstrekt en dat er geen juridische grondslag is voor de terugvordering. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de terugvordering op basis van artikel 58 van de Participatiewet (PW) gerechtvaardigd is, omdat de bijzondere bijstand is verstrekt voor kosten die later zijn vergoed. De Raad heeft vastgesteld dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor hen heeft. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het college rechtmatig heeft gehandeld door de bijzondere bijstand terug te vorderen.