ECLI:NL:CRVB:2016:4679
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na arbeidsongeschiktheid en de geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die geen recht meer heeft op ziekengeld. Appellant, die als heftruckchauffeur werkte, was uitgevallen wegens schouderklachten en later ook wegens psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 26 oktober 2014 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Rotterdam heeft het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij ernstige psychische problematiek heeft en dat de voor hem geselecteerde functies niet geschikt zijn. Het Uwv heeft in hoger beroep aanvullende rapporten ingediend, waarin de geschiktheid van de functies werd onderbouwd. De Raad heeft de bevindingen van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen gevolgd en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat appellant, gelet op zijn belastbaarheid, in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.