ECLI:NL:CRVB:2016:4719
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-toeslag en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen met boete
In deze zaak gaat het om de herziening van de AOW-toeslag van appellant, die sinds juni 2006 een ouderdomspensioen ontvangt. Appellant heeft in 2009 een toeslag voor zijn echtgenote ontvangen, maar heeft in 2010 verzuimd om de wijziging in het inkomen van zijn echtgenote door te geven aan de Sociale verzekeringsbank (Svb). Na ontdekking van de inkomsten van zijn echtgenote heeft de Svb de toeslag herzien en een terugvordering ingesteld van € 5.591,08, alsook een boete van € 510,- opgelegd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Svb heeft het bezwaar ongegrond verklaard, met uitzondering van de hoogte van de boete, die is verlaagd naar € 490,-. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij zijn informatieplicht niet heeft geschonden, omdat hij duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat appellant niet heeft aangetoond dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven en dat hij zijn verplichtingen niet is nagekomen. De Svb was derhalve gerechtigd om de toeslag te herzien en de terugvordering door te voeren. De Raad heeft ook vastgesteld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en dat de opgelegde boete niet onevenredig was.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is vastgesteld dat appellant zijn informatieplicht heeft geschonden en dat de Svb op basis van de wet verplicht was tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.