ECLI:NL:CRVB:2016:472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en een aanvullend pensioen ontvangt, had samen met zijn partner een aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag ingediend op grond van de Participatiewet (PW). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, omdat de partner van de appellant tot 10 september 2014 niet in Nederland woonde. Hierdoor voldeed de appellant niet aan de voorwaarde dat hij gedurende 36 maanden in Nederland inkomsten onder 110% van het bijstandsniveau moest hebben ontvangen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat bij de bepaling van zijn inkomen ten onrechte geen rekening was gehouden met de alimentatie die hij aan zijn ex-echtgenote betaalde. De Raad overwoog dat volgens de wet en de gemeentelijke verordening voor de inkomenstoeslag het inkomen van de appellant hoger was dan 110% van de norm voor een alleenstaande, omdat zijn partner pas sinds september 2014 in Nederland woonde. De Raad bevestigde dat de alimentatiebetalingen niet van invloed zijn op de vaststelling van het recht op de inkomenstoeslag.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door W.H. Bel, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier.