ECLI:NL:CRVB:2016:4756
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens verzwegen gezamenlijke huishouding en onrechtmatige huisbezoeken
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Roermond. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 december 2016 uitspraak gedaan. De zaak betreft de vraag of appellante een gezamenlijke huishouding voerde met haar ex-partner S, wat zij ontkent. Het college heeft op basis van een huisbezoek en andere onderzoeksresultaten geconcludeerd dat er wel degelijk sprake was van een gezamenlijke huishouding, wat leidde tot de intrekking van de bijstand. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het college had de intrekking van de bijstand over de periode van 25 februari 2013 tot 5 maart 2013 gehandhaafd. De Raad oordeelt dat er voldoende grond was voor de intrekking van de bijstand, maar dat het huisbezoek op 12 december 2012 onrechtmatig was, omdat er geen redelijke grond voor was en appellante geen toestemming had gegeven. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het gedeelte dat betrekking heeft op de intrekking van de bijstand over de periode van 25 februari 2013 tot 5 maart 2013, maar kent appellante een schadevergoeding toe van € 200,- voor de onrechtmatige huisbezoeken.