ECLI:NL:CRVB:2016:4831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing laattijdige aanvraag Wajong-uitkering met betrekking tot bewijsrisico en arbeidsongeschiktheidscriteria
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, geboren in 1969, had op 22 april 2013 een laattijdige aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen op 11 juli 2013, omdat er onvoldoende medische informatie beschikbaar was om te beoordelen of de appellant als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond, waarbij zij de toepasselijkheid van het arbeidsongeschiktheidscriterium van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet benadrukte. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de beperkingen van de appellant op zijn 17e en 18e jaar niet konden worden vastgesteld, en dat de bewijslast bij de appellant lag vanwege de laattijdige aanvraag.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn eerdere gronden en voegde hij medische stukken toe ter ondersteuning van zijn standpunt. De Raad bevestigde echter de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit overtuigend was gemotiveerd. De Raad stelde vast dat er in hoger beroep geen nieuwe argumenten of bewijsstukken waren ingediend die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak.