ECLI:NL:CRVB:2016:4911
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.C.W. Lange
- H.R. Rottier
- F.M.S. Requisizione
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de startersregeling en het vertrouwensbeginsel in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Appellant had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd na beëindiging van zijn dienstverband en wilde gebruik maken van de startersregeling. Het Uwv weigerde echter toestemming te geven voor deze regeling, omdat appellant geen WW-uitkering ontving. Appellant stelde dat hij tijdens een startersbijeenkomst door een medewerker van het Uwv, [naam 1], de indruk had gekregen dat hij in aanmerking zou komen voor de startersregeling. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een ondubbelzinnige toezegging en dat appellant niet kon vertrouwen op de mededelingen gedaan tijdens de bijeenkomst. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet kon aantonen dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had op toestemming voor de startersregeling, aangezien hij niet voldeed aan de voorwaarden voor een WW-uitkering. De Raad wees het verzoek om [naam 1] als getuige te horen af, omdat dit niet zou bijdragen aan het bewijs dat appellant recht had op de startersregeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling tot vergoeding van proceskosten uitgesproken.