ECLI:NL:CRVB:2016:4936
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit bijzondere bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I.A.C. Cools, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek met betrekking tot de toekenning en terugbetaling van bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand. Het college had de bezwaren van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat waren ingediend. De rechtbank had deze beslissing bevestigd.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant het besluit tot toekenning van de bijstand op 22 februari 2014 had ontvangen, en dat het bezwaarschrift pas op 9 mei 2014 was ingediend, wat buiten de wettelijke termijn viel. De appellant voerde aan dat hij dakloos was geweest en dat een e-mail met het besluit niet was aangekomen bij zijn advocaat door een technische storing. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheden geen verschoonbare termijnoverschrijding opleverden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en dat omstandigheden zoals dakloosheid of technische storingen niet automatisch leiden tot verschoonbaarheid van termijnoverschrijding. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.