ECLI:NL:CRVB:2016:4949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van woonadres en leefsituatie
In deze zaak heeft appellant op 24 juni 2014 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant stelde dat hij woonde bij zijn vader op een opgegeven adres, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft een onderzoek ingesteld naar zijn woon- en leefsituatie. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had. Het college heeft de aanvraag afgewezen op 25 augustus 2014, en deze afwijzing werd later in bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond. Appellant ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 8 november 2016 heeft appellant zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat, mr. J.L. Wittensleger, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. drs. J.M. Boegborn. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij het van belang was dat appellant volledige en juiste informatie over zijn woonadres had moeten verstrekken.
De Raad concludeert dat de onderzoeksbevindingen van het college voldoende grondslag bieden voor de afwijzing van de aanvraag. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 20 december 2016.