In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft de geschiktheid van appellante voor haar functie als magazijnmedewerkster, na aanpassing van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) door de verzekeringsarts. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts de FML op 28 augustus 2015 heeft aangepast op basis van bevindingen van een deskundige. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat appellante, ondanks haar beperkingen, nog steeds geschikt is voor haar eigen functie en vier voorbeeldfuncties. Appellante heeft betoogd dat haar faalangst en andere beperkingen niet voldoende zijn meegenomen in de beoordeling. De Raad heeft echter geoordeeld dat de FML en de geschiktheid voor de functies voldoende zijn onderbouwd en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten van appellante voor verleende rechtsbijstand, die in totaal € 4.216,- bedragen, en heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.