ECLI:NL:CRVB:2016:4984

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
15/6079 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gewijzigde vaststelling eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 juli 2015, waarin het beroep tegen een besluit van het CAK ongegrond werd verklaard. Appellante ontving in 2013 zorg zonder verblijf op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en een voorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het CAK had de maximale periodebijdrage voor zorg zonder verblijf vastgesteld op € 126,01 per vier weken, maar wijzigde dit later naar € 192,28 per vier weken op basis van gewijzigde inkomensgegevens van de Belastingdienst. Appellante maakte bezwaar tegen deze wijziging, maar het CAK verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot de huidige procedure.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat het CAK terecht de eigen bijdrage heeft herzien op basis van de gewijzigde inkomensgegevens, en dat dit binnen de geldende herzieningstermijn van 24 maanden is gebeurd. De Raad bevestigt dat appellante een eigen bijdrage verschuldigd is voor de zorg die zij heeft ontvangen, en dat de vaststelling van de bijdrage door het CAK correct was. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. M.F. Wagner, met B. Dogan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2016.

Uitspraak

15/6079 WMO
Datum uitspraak: 21 december 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
27 juli 2015, 15/1483 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2016. Appellante is verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Kozanhan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving in 2013 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zorg zonder verblijf, bestaande uit persoonlijke verzorging.
1.2.
Daarnaast ontving appellante in 2013 een voorziening op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
1.3.
Bij besluiten van 18 juli 2013 heeft CAK met toepassing van artikel 16d van het Bijdragebesluit zorg (Bbz) en artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning de maximale periodebijdrage zorg zonder verblijf 2013 en Wmo 2013 voor appellante vanaf periode 1 vastgesteld op € 126,01 per periode van vier weken.
1.4.
Bij besluiten van 8 oktober 2014 heeft CAK de maximale periodebijdrage zorg zonder verblijf 2013 en Wmo 2013 vanaf periode 1 gewijzigd vastgesteld op € 192,28 per periode van vier weken. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 juli 2013 betreffende de eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf.
1.5.
Bij beslissing op bezwaar van 12 januari 2015 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar opgevat als te zijn gericht tegen beide besluiten van 8 oktober 2014 en dat bezwaar ongegrond verklaard. CAK heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de Belastingdienst aanvankelijk aan CAK heeft doorgegeven dat de grondslag sparen en beleggen van appellante in het peiljaar 2011 € 0,- bedroeg en dat om die reden in de besluiten van 18 juli 2013 het bijdrageplichtig inkomen niet is vermeerderd met 8% van de grondslag sparen en beleggen. Op 12 september 2014 heeft CAK gewijzigde inkomensgegevens van de Belastingdienst ontvangen. Volgens deze gewijzigde gegevens bedraagt de grondslag sparen en beleggen van appellante in het peiljaar 2011 € 112.016,-. Omdat appellante niet heeft gesteld dat dit bedrag niet juist is, gaat CAK van de juistheid van dit bedrag uit. Op grond van artikel 16e van het Bbz en artikel 4.1 van het Bmo heeft CAK 8% van de grondslag sparen en beleggen meegenomen bij de berekening van het bijdrageplichtig inkomen. Op basis van deze gewijzigde gegevens heeft CAK de maximale periodebijdrage voor 2013 gewijzigd vastgesteld op € 192,28 per periode. CAK is verder van oordeel dat de gewijzigde vaststelling heeft plaatsgevonden binnen de sinds 1 januari 2013 geldende herzieningstermijn van
24 maanden. CAK heeft hiervoor verwezen naar de artikelen 11a en 16g van het Bbz en artikel 4.4a, eerste lid, van het Bmo.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard
.
3. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat gelet op het feit dat de Belastingdienst pas op 12 september 2014 aan CAK heeft bericht dat haar inkomen hoger was dan de vorige keer, het redelijker en eerlijker zou zijn geweest indien CAK de eigen bijdrage zou hebben herzien vanaf het moment dat bekend werd dat haar inkomen hoger was geworden en niet al met ingang van 1 januari 2013.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellante een eigen bijdrage is verschuldigd voor de kosten van de aan haar verleende zorg ingevolge de AWBZ en de Wmo.
4.2.
Artikel 16d, eerste lid, van het Bbz bepaalde ten tijde in geding voor zover hier van belang dat de bijdrage voor de zorg, bedoeld in artikel 4, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ € 14,20 per uur bedraagt. Indien er sprake is van zorgverlening gedurende een deel van een uur, wordt de bijdrage naar evenredigheid berekend. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder b, bedraagt de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, voor de ongehuwde verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt niet meer dan € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.331,- het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.331,-.
4.3.
Artikel 4.1, eerste lid, van het Bmo bevatte ten tijde in geding en voor zover hier van belang een zelfde bepaling als artikel 16d, tweede lid, van het Bbz voor de maximale periodebijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning.
4.4.
Artikel 11a, eerste lid, van het Bbz en artikel 4.4a, eerste lid, van het Bmo bepalen sinds 1 januari 2013 dat de eigen bijdrage wordt herzien uiterlijk 24 maanden na het tijdstip waarop het CAK in kennis is gesteld van de omstandigheid die aanleiding geeft tot de wijziging.
4.5.
Ingevolge artikel 16g van het Bbz is artikel 11a van het Bbz van overeenkomstige toepassing voor – onder meer – de maximale periodebijdrage zoals geregeld in artikel 16d, tweede lid, van het Bbz.
4.6.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil de vraag of CAK terecht de maximale periodebijdrage voor zorg zonder verblijf als bedoeld in artikel 16d, tweede lid, van het Bbz voor 2013 en de maximale periodebijdrage voor de Wmo-voorziening als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van het Bmo voor 2013 met terugwerkende kracht tot periode 1 van 2013 heeft vastgesteld op € 192,28 per vier weken.
4.7.
Vaststaat dat CAK appellante in de in 1.3 genoemde besluiten van 18 juli 2013 heeft meegedeeld dat het mogelijk is dat CAK gewijzigde gegevens ontvangt. Indien de maximale periodebijdrage hierdoor wijzigt, ontvangt appellante een nieuwe beschikking, aldus CAK.
4.8.
De gewijzigde vaststelling van de maximale periodebijdrage zoals neergelegd in de besluiten van 8 oktober 2014 en gehandhaafd bij het bestreden besluit, vindt zijn grondslag in het in september 2014 bij CAK bekend worden van gewijzigde inkomens- en vermogensgegevens van de Belastingdienst over het peiljaar 2011. Met de besluiten van 8 oktober 2014, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft CAK naar aanleiding van deze gewijzigde gegevens de eerder vastgestelde eigen bijdragen herzien binnen een periode van 24 maanden na het tijdstip waarop CAK in kennis is gesteld van de juiste gegevens. Daarmee heeft CAK op juiste wijze toepassing gegeven aan artikel 11a, eerste lid, van het Bbz en artikel 4.4a, eerste lid, van het Bmo.
4.9.
Wat is overwogen in 4.1 tot en met 4.8 betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2016.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) B. Dogan

NK