Uitspraak
27 juli 2015, 15/1483 (aangevallen uitspraak)
CAK
OVERWEGINGEN
24 maanden. CAK heeft hiervoor verwezen naar de artikelen 11a en 16g van het Bbz en artikel 4.4a, eerste lid, van het Bmo.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 juli 2015, waarin het beroep tegen een besluit van het CAK ongegrond werd verklaard. Appellante ontving in 2013 zorg zonder verblijf op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en een voorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het CAK had de maximale periodebijdrage voor zorg zonder verblijf vastgesteld op € 126,01 per vier weken, maar wijzigde dit later naar € 192,28 per vier weken op basis van gewijzigde inkomensgegevens van de Belastingdienst. Appellante maakte bezwaar tegen deze wijziging, maar het CAK verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot de huidige procedure.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad oordeelt dat het CAK terecht de eigen bijdrage heeft herzien op basis van de gewijzigde inkomensgegevens, en dat dit binnen de geldende herzieningstermijn van 24 maanden is gebeurd. De Raad bevestigt dat appellante een eigen bijdrage verschuldigd is voor de zorg die zij heeft ontvangen, en dat de vaststelling van de bijdrage door het CAK correct was. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. M.F. Wagner, met B. Dogan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 december 2016.