ECLI:NL:CRVB:2016:529
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- J. Riphagen
- P.H. Banda
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en geschiktheid voor maatmanarbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WIA-uitkering van appellant. Appellant, die van 20 november 2009 tot en met 8 oktober 2010 en van 13 januari 2011 tot en met 8 juni 2011 werkzaam was in de tuinbouw, heeft zich op 27 juni 2011 ziek gemeld vanwege rugklachten en psychische klachten. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 24 juni 2013 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn maatmanarbeid. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig onderzoek heeft verricht en dat deze arts onvoldoende rekening heeft gehouden met de informatie van de behandelend sector. Appellant heeft ook aangevoerd dat zijn beperkingen als gevolg van depressieve klachten en zwakbegaafdheid niet goed zijn onderkend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter in zijn rapporten gemotiveerd waarom hij van mening is dat appellant minder beperkingen heeft dan de primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld. De Raad heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig te werk is gegaan en dat er geen reden is om aan zijn conclusies te twijfelen.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat appellant in staat wordt geacht de maatgevende arbeid te verrichten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor het benoemen van een deskundige en heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd.