ECLI:NL:CRVB:2016:530
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake WIA-uitkering en vergoeding wettelijke rente
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant had eerder een besluit ontvangen waarin werd vastgesteld dat hij met ingang van 5 oktober 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een uitkering. Dit besluit werd in een later stadium door de rechtbank ongegrond verklaard. Echter, het Uwv heeft op 28 januari 2015 het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard en vastgesteld dat appellant recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering. Appellant heeft in verband met dit gewijzigde besluit verzocht om vergoeding van wettelijke rente en proceskosten, waaronder kosten voor een orthopedische expertise. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv het bestreden besluit niet langer handhaaft en volledig tegemoet is gekomen aan de verzoeken van appellant. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de wettelijke rente en de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.570,90 bedragen. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2016.