ECLI:NL:CRVB:2016:553
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Omzetting van loongerelateerde WGA-uitkering naar WGA-vervolguitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de omzetting van een loongerelateerde WGA-uitkering naar een WGA-vervolguitkering voor appellant, die sinds 9 februari 2010 arbeidsongeschikt is door rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 28 december 2011 vastgesteld dat appellant recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 70,22%, die tot 7 augustus 2013 werd toegekend. Op 27 mei 2013 werd deze uitkering omgezet in een WGA-vervolguitkering met een arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, zonder medische beoordeling. Appellant maakte bezwaar tegen deze omzetting, stellende dat zijn arbeidsongeschiktheid 80 tot 100% was door toegenomen lichamelijke en psychische klachten.
Het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna appellant in beroep ging bij de rechtbank Gelderland. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van 5 september 2013 correct was. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat er geen nieuwe medische stukken waren overgelegd die de eerdere conclusies konden weerleggen. De geselecteerde functies werden als passend voor appellant beschouwd, en het hoger beroep werd afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen op 19 februari 2016, waarbij de proceskosten niet werden toegewezen.