ECLI:NL:CRVB:2016:555
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering uitkering op grond van de Wet WIA met betrekking tot arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Appellante, die als bejaardenhelpster heeft gewerkt, heeft zich op 26 april 2010 ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv heeft op 26 april 2012 besloten dat appellante per 27 april 2012 geen recht heeft op een uitkering. Dit besluit werd later door de rechtbank Noord-Nederland in een uitspraak van 29 januari 2013 bevestigd, waarop appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de procedure heeft appellante aangevoerd dat haar belastbaarheid door het Uwv is overschat. De Centrale Raad van Beroep heeft een onafhankelijk deskundige, neuroloog dr. J.W. Stenvers, benoemd om de medische situatie van appellante te beoordelen. In zijn rapport van 28 juli 2015 concludeerde de deskundige dat er bij appellante aanvullende beperkingen aanwezig zijn die niet adequaat zijn meegenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van het Uwv. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze bevindingen in zijn rapport van 16 september 2015 bevestigd en de FML aangepast.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de deskundige zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat zijn conclusies over de beperkingen van appellante gevolgd moeten worden. De Raad oordeelde dat het Uwv de bevindingen van de deskundige op juiste wijze heeft vertaald in de FML. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.480,- bedragen, en moest het Uwv het griffierecht van € 160,- vergoeden.