Uitspraak
12 december 2014, 14/2573 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Helmond ongegrond heeft verklaard. Appellant had bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aangevraagd, maar het college heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld omdat appellant niet alle gevraagde bankafschriften had verstrekt. De aanvraag om bijstand werd ingediend op 16 december 2013, maar het college vroeg appellant om bankafschriften van zijn rekeningen vanaf 27 mei 2013. Appellant heeft deze bankafschriften niet tijdig overgelegd, wat leidde tot de beslissing van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen op 24 januari 2014.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 12 januari 2016 geoordeeld dat het college terecht heeft gehandeld. De Raad stelt vast dat appellant geen bankafschriften heeft overgelegd van de periode die relevant was voor de beoordeling van zijn aanvraag. De Raad benadrukt dat het bestuursorgaan bevoegd is om gegevens te vragen die betrekking hebben op de financiële situatie van de aanvrager, vooral als deze situatie essentieel is voor de beoordeling van de bijstandsaanvraag. De Raad concludeert dat appellant niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie door de gevraagde gegevens niet tijdig te verstrekken.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter en de griffier.