ECLI:NL:CRVB:2016:698
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na herbeoordeling geschiktheid voor arbeid als onderhoudstimmerman
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die als onderhoudstimmerman werkte, had zich op 28 december 2009 ziek gemeld met rugklachten door een hernia. Na een periode van ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) en een hersteldverklaring door een verzekeringsarts, heeft de appellant zich opnieuw ziek gemeld op 30 januari 2014. Het Uwv weigerde ziekengeld met ingang van deze datum, wat leidde tot het hoger beroep van de appellant.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat hij niet in staat was om zijn werk als onderhoudstimmerman te verrichten, en voegde hij een medische keuring van de GGD toe, die aangaf dat hij tijdelijk volledig arbeidsongeschikt was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de appellant geschikt achtte voor zijn arbeid. De Raad onderschreef de bevindingen van de rechtbank en concludeerde dat de informatie van de GGD niet relevant was voor de datum in geding. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor de weigering van het Uwv om ziekengeld te verstrekken per 30 januari 2014 werd gehandhaafd.