ECLI:NL:CRVB:2016:725
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het medisch advies en de toekenning van hulp bij het huishouden onder de Wmo
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, waarbij haar aanvragen voor hulp bij het huishouden, een traplift en een scootmobiel zijn afgewezen. Appellante, geboren op 10 januari 1981, heeft een chronisch pijnsyndroom, een locomotore aandoening en psychische klachten. Na haar verhuizing naar een eengezinswoning heeft zij op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aanvragen ingediend voor ondersteuning. Het college heeft deze aanvragen afgewezen op basis van medisch advies van Movaris, waaruit bleek dat appellante in staat was om huishoudelijke taken te verrichten en gebruik te maken van het openbaar vervoer.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het college zich terecht had gebaseerd op het medisch advies. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar klachten zijn toegenomen en dat zij niet in staat is om zonder scootmobiel boodschappen te doen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij zij oordeelde dat het college het medisch advies op zorgvuldige wijze heeft kunnen volgen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid ervan. De Raad concludeert dat appellante niet in aanmerking komt voor de gevraagde voorzieningen, omdat haar beperkingen niet meebrengen dat zij is aangewezen op een scootmobiel of traplift.
De Raad heeft verder vastgesteld dat er geen bijzonder geval is dat toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. De beslissing van het college om de hulp bij het huishouden te beperken tot zes maanden is ook gerechtvaardigd, gezien de mogelijkheid van verbetering in appellantes situatie door behandeling. De uitspraak is gedaan op 2 maart 2016.