ECLI:NL:CRVB:2016:764
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- H. van Leeuwen
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die eerder een uitkering had ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door het Uwv concludeerde een verzekeringsarts dat appellant niet langer volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische beoordeling voldoende onderbouwd was. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige en dat de door het Uwv geselecteerde functies, waaronder die van snackbereider en magazijnmedewerker, passend waren voor appellant, ondanks zijn beperkingen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij door de wijze van verdiscontering van de vakantierechten benadeeld was. De uitspraak werd gedaan op 4 maart 2016.