ECLI:NL:CRVB:2016:767
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de beëindiging van zijn WIA-uitkering aan de orde is. Appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte, meldde zich op 11 augustus 2008 ziek met rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende hem een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar stelde later vast dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot een wijziging van zijn uitkering. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het Uwv niet-ontvankelijk en het beroep tegen een gewijzigd besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het Uwv zijn medische belastbaarheid niet correct heeft beoordeeld en dat er een urenbeperking opgelegd moet worden. Hij betoogde dat hij niet in staat is de geselecteerde functies te verrichten en dat het arbeidsongeschiktheidspercentage onjuist is berekend. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank zorgvuldig heeft geoordeeld. De Raad onderschrijft de medische conclusies van de verzekeringsartsen en oordeelt dat appellant in staat is de werkzaamheden te verrichten die verbonden zijn aan de geselecteerde functies. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 maart 2016.