ECLI:NL:CRVB:2016:777

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
4 maart 2016
Zaaknummer
15/2059 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking ouderdomspensioen op grond van detentie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die in deze procedure niet is verschenen, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat zijn ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) per 1 november 2009 had ingetrokken. De intrekking was gebaseerd op artikel 8b van de AOW, dat stelt dat het recht op pensioen vervalt indien iemand rechtens zijn vrijheid is ontnomen. De Svb had een bedrag van € 12.629,62 teruggevorderd, dat te veel was betaald aan de appellant, en had een betalingsregeling vastgesteld.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant opnieuw aangevoerd dat hij ten onrechte gedetineerd is geweest, maar de Raad oordeelde dat deze grieven buiten de omvang van het geding vallen. De Svb had ter zitting meegedeeld dat de aflossingscapaciteit van de appellant recent op nihil was vastgesteld, wat ook een belangrijke factor was in de beoordeling van de zaak.

De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

15/2059 AOW
Datum uitspraak: 19 februari 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
13 februari 2015, 14/778 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2016. Appellant is, zoals hij tevoren heeft bericht, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Het op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant toegekende ouderdomspensioen is per 1 november 2009 door de Svb ingetrokken op de aan artikel 8b van de AOW ontleende grond dat appellant rechtens zijn vrijheid is ontnomen. In verband daarmee is een bedrag van appellant teruggevorderd. Door de uitspraak van de Raad van
8 augustus 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2686, is de besluitvorming hierover, voor zover in dit geding van belang, in rechte onaantastbaar geworden.
1.2.
Bij besluit van 1 oktober 2013 heeft de Svb € 12.629,62 te veel betaald ouderdomspensioen ingevorderd en een betalingsregeling vastgesteld, waarbij vanaf oktober 2013 maandelijks € 10,78 wordt verrekend met het ouderdomspensioen dat appellant is toegekend op grond van de AOW.
1.3.
Tegen het besluit van 1 oktober 2013 heeft appellant bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de Svb bij besluit van 24 januari 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat hij ten onrechte gedetineerd is geweest. Zijn grieven richten zich specifiek tegen een strafrechtelijke gang van zaken.
3.2.
De Svb heeft de Raad verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen. Desgevraagd heeft de Svb ter zitting van de Raad meegedeeld dat de aflossingscapaciteit van appellant recent voor een toekomende periode is vastgesteld op nihil.
4.1.
De Raad oordeelt als volgt.
4.2.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dit oordeel berust. De Raad kan niet ingaan op de grieven zoals appellant die heeft geformuleerd. Zij vallen buiten de omvang van dit geding. Bij het bestreden besluit heeft de Svb de berekening van de aflossingscapaciteit van appellant toegelicht. Appellant heeft tegen die berekening geen specifieke gronden aangevoerd.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellant faalt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2016.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) H.J. Dekker

NK