ECLI:NL:CRVB:2016:796
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet-gemelde activiteiten voor stichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 28 november 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking was een onderzoek door de sociale recherche Roermond, dat aan het licht bracht dat appellant sinds 16 juli 2009 voorzitter was van een stichting en dat er aanzienlijke bijschrijvingen en contante stortingen op zijn bankrekening waren, waarvan een deel afkomstig was van de bijstand. Appellant had nagelaten deze activiteiten te melden, wat in strijd was met zijn inlichtingenverplichting.
De Raad oordeelt dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door zijn voorzitterschap van de stichting en de bijbehorende activiteiten niet te melden. Dit is van belang voor de beoordeling van zijn recht op bijstand, ongeacht of de stichting een winstoogmerk heeft. De Raad stelt vast dat appellant onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie en de activiteiten die hij voor de stichting heeft verricht. Hierdoor kan niet worden vastgesteld of hij recht had op bijstand. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de intrekking van de bijstand gerechtvaardigd was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de uitspraak in het openbaar is gedaan en de betrokken partijen niet zijn verschenen op de zitting.