ECLI:NL:CRVB:2016:887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens schending inlichtingenverplichting door appellanten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de afwijzing van hun bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellanten ontvingen eerder bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) maar remigreerden naar Turkije. Na hun terugkeer in Nederland dienden zij op 17 oktober 2013 een aanvraag voor bijstand in. Het college verzocht hen om aanvullende gegevens, maar appellanten hebben hier niet volledig op gereageerd. Hierdoor kon het college niet vaststellen of appellanten recht hadden op bijstand.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellanten tegen de afwijzing van hun aanvraag ongegrond. Appellanten gingen in hoger beroep en stelden dat zij met de overgelegde informatie hadden aangetoond dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden. Ze wezen erop dat een latere aanvraag wel was ingewilligd, wat volgens hen aantoont dat de gevraagde informatie niet van cruciaal belang was.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellanten niet voldoende bewijs hadden geleverd van hun financiële situatie en dat zij niet aan de inlichtingenverplichting hadden voldaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht de bijstandsaanvraag had afgewezen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.