ECLI:NL:CRVB:2016:900
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsaanvraag en bewijslevering door appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een bijstandsaanvraag van appellante, die samen met haar partner op 16 januari 2014 bij het jongerenloket een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) heeft ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag op 23 april 2014 niet in behandeling genomen, omdat appellante niet de gevraagde bankafschriften had overgelegd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij de gevraagde gegevens op tijd heeft verstrekt en dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de tweede hersteltermijnbrief naar haar is verzonden.
De Raad heeft vastgesteld dat het college niet kan aantonen dat de brief van 14 april 2014 is verzonden, waardoor niet kan worden aangenomen dat appellante deze heeft ontvangen. De Raad oordeelt dat het college appellante niet kan tegenwerpen dat zij de gevraagde gegevens niet binnen de gestelde termijn heeft verstrekt. De rechtbank heeft dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak wordt vernietigd. De Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 22 augustus 2014. Het college wordt opgedragen om binnen acht weken een nieuwe inhoudelijke beslissing te nemen op het bezwaar van appellante, waarbij zij in de gelegenheid moet worden gesteld om de ontbrekende bankafschriften te verstrekken. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.001,40.