ECLI:NL:CRVB:2016:912
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- G. van Zeben-de Vries
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering en schending van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, geboren in 1981. Appellant had op 11 februari 2011 een aanvraag ingediend op grond van de Wet Wajong, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op basis van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Het Uwv concludeerde dat appellant in de jaren voor 2007 niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, omdat hij in die periode in staat was om ten minste 75% van het minimumloon te verdienen.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn medische situatie niet correct is ingeschat en dat hij recht heeft op een Wajong-uitkering. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in het hoger beroep de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd. De Raad heeft ook de schending van de redelijke termijn beoordeeld en vastgesteld dat de procedure meer dan vier jaar heeft geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000,- voor appellant.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.571,50 bedragen. Tevens moet het Uwv het griffierecht van appellant vergoeden, dat in totaal € 159,- bedraagt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.