ECLI:NL:CRVB:2016:927
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling en schending van de redelijke termijn in hoger beroep WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 12 april 2011. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L.S. Slinkman, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Uwv, die hem een WGA-loonaanvullingsuitkering had toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De appellant trok zijn hoger beroep in, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 6 februari 2015 volledig aan zijn bezwaren tegemoet was gekomen. Hij verzocht echter om veroordeling van het Uwv in de proceskosten en om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.
De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase is overschreden. De totale duur van de procedure, van het bezwaarschrift tot de uitspraak, was bijna zes jaar, terwijl de redelijke termijn voor een procedure in drie instanties in beginsel niet langer dan vier jaar mag duren. De Raad heeft de overschrijding van de redelijke termijn vastgesteld op bijna twee jaar en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van € 2.000,- aan de appellant als schadevergoeding. Daarnaast is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 3.304,74.
De uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 maart 2016.