ECLI:NL:CRVB:2016:968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens onredelijke termijn en gebrek aan nieuwe feiten
In deze zaak heeft verzoeker, die in Marokko woont, op 15 januari 2015 een verzoek om herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 november 2012. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 14 januari 2010, waarbij de aanvraag van verzoeker voor een WAO-uitkering buiten behandeling is gesteld. Het bezwaar van verzoeker tegen dit besluit werd ongegrond verklaard op 1 juli 2010, omdat hij ten tijde van zijn aanvraag niet verzekerd was voor de WAO. De Raad had eerder in een uitspraak van 16 november 2012 de beslissing van de rechtbank Amsterdam bevestigd, die het beroep van verzoeker tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard.
Tijdens de zitting op 5 februari 2015 was verzoeker niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker in zijn herzieningsverzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen, maar enkel heeft verzocht om een nieuwe beoordeling op basis van reeds bekende medische stukken. De Raad heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 20 maart 2015, geoordeeld dat een herzieningsverzoek dat meer dan een jaar na bekendheid met de feiten wordt ingediend, als onredelijk laat wordt beschouwd.
In dit geval was het verzoek om herziening meer dan twee jaar na de oorspronkelijke uitspraak ingediend, zonder dat er nieuwe feiten waren gepresenteerd. De Raad concludeert dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het niet voldoet aan de vereisten van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 maart 2016.