ECLI:NL:CRVB:2016:984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens medische geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante had zich ziek gemeld met gewrichtsklachten en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv had haar meegedeeld dat zij met ingang van 17 oktober 2013 geen recht meer had op een Ziektewet-uitkering, omdat zij in medische zin in staat werd geacht haar arbeid te verrichten. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde het standpunt van het Uwv, waarop appellante in hoger beroep ging.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de verzekeringsartsen onzorgvuldig onderzoek hadden gedaan naar haar klachten, met name haar psychische klachten. Ze stelde dat het voor haar niet mogelijk was om een second opinion te laten verrichten vanwege financiële beperkingen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling van appellante op de datum in geding juist was. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.