Uitspraak
16.2168 PW, 17/793 PW
De Raad heeft bepaald dat het nadere onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
Centrale Raad van Beroep
Op 14 maart 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een appellant die in beroep ging tegen de inhouding op zijn bijstand, die was gebaseerd op een beslag door een derde. De Raad had eerder, op 6 december 2016, een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Groningen het bezwaar van de appellant tegen een besluit van 5 november 2014 ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Het college werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen en te beoordelen of de inhouding op de bijstand binnen het kader van het beslag bleef.
Na de tussenuitspraak heeft het college op 27 december 2016 een nieuwe beslissing genomen, waarin het bezwaar van de appellant kennelijk ongegrond werd verklaard. De appellant was het hier niet mee eens en voerde aan dat de beslaglegging illegaal was en dat er geen beslag mocht worden gelegd op zijn vakantiegeld. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet had aangetoond dat het college niet binnen het kader van het beslag was gebleven. De Raad verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd bevestigd dat vakantiegeld ook vatbaar is voor beslag, mits het maandelijkse inkomen boven de beslagvrije voet uitkomt.
De Raad concludeerde dat het college met de nieuwe beslissing op bezwaar het eerder geconstateerde gebrek had hersteld en dat het beroep tegen deze beslissing ongegrond was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 7 juli 2015 gegrond, maar het beroep tegen het besluit van 27 december 2016 ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 maart 2017.