ECLI:NL:CRVB:2017:1046
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om verlegging peildatum voor ouderlijke bijdrage in verband met inkomensdaling
In deze zaak hebben appellanten, een echtpaar dat zelfstandig ondernemer is, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had hun beroep ongegrond verklaard, nadat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hun verzoek om verlegging van de peildatum voor de berekening van de ouderlijke bijdrage had afgewezen. Appellanten stelden dat hun inkomen in 2013 was gedaald door een structuurverandering in hun onderneming, en vroegen om de peildatum te verleggen van 2011 naar 2013. De minister weigerde dit, omdat de inkomensdaling volgens hem tot de normale risico's van hun beroep behoort.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de inkomensdaling van appellanten in 2013 normaal kan worden geacht in relatie tot de gekozen wijze van inkomensverwerving. De Raad overwoog dat het zelfstandig ondernemerschap inherent is aan schommelingen in inkomen, en dat de daling van het inkomen van appellanten niet ongebruikelijk was gezien de economische omstandigheden en de veranderingen in hun bedrijfsvoering. De Raad verwierp ook het argument van appellanten dat hun situatie gelijkgesteld moest worden aan die van werknemers die minder gaan werken of ontslagen worden, omdat de situaties van ondernemers en werknemers wezenlijk verschillen.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 maart 2017.