ECLI:NL:CRVB:2017:1061
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde werkzaamheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellanten, die sinds 9 februari 2010 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet, werden geconfronteerd met een intrekking en terugvordering van hun bijstand. Dit volgde na een onderzoek door het Samenwerkingsverband Sociale Recherche Noord en Oost Groningen, waaruit bleek dat de appellant mogelijk op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte bij een autobedrijf. Tijdens het onderzoek zijn waarnemingen gedaan en is appellant op het terrein van het autobedrijf aangetroffen.
De Raad oordeelde dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de verrichte werkzaamheden. De Raad benadrukte dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren en dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking en terugvordering is voldaan, op het college rust. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de gemaakte kosten heeft teruggevorderd, omdat niet kon worden vastgesteld of appellanten recht hadden op bijstand.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat appellanten niet in hun bewijsvoering zijn geslaagd en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.