Uitspraak
19 maart 2015, 14/5168 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
11 maart 2014 geen voldoende feitelijke grondslag voor de herziening van de aan betrokkene toegekende studiefinanciering en de bestuurlijke boete die aan haar is opgelegd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de herziening van studiefinanciering voor een uitwonende studerende, waarbij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (appellant) de studiefinanciering heeft herzien naar de norm voor een thuiswonende studerende. Dit besluit was gebaseerd op bevindingen van een onderzoek dat was uitgevoerd door controleurs die niet bevoegd waren, wat leidde tot de vraag of het bewijs dat zij hadden verzameld, ontvankelijk was.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de rapporten van de controleurs geen voldoende feitelijke grondslag boden voor de herziening van de studiefinanciering en de opgelegde bestuurlijke boete. De Centrale Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het bewijs, verkregen door onbevoegde controleurs, ontoelaatbaar was. Hierdoor was er onvoldoende basis voor het standpunt van de appellant dat de betrokkene niet op het juiste adres woonde. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak moest worden bevestigd, met een verbetering van de gronden.
Daarnaast werd de appellant veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, die werden begroot op € 990,-. De uitspraak benadrukt het belang van de bevoegdheid van controleurs in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van onrechtmatig verkregen bewijs.