ECLI:NL:CRVB:2017:1171
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak met betrekking tot kostendelersnorm
In deze zaak heeft verzoeker, geboren in 1937, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, die op 9 februari 2017 een verzoek om voorlopige voorziening had afgewezen. Verzoeker ontvangt een gedeeltelijk ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op basis van de Participatiewet (PW). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft per 1 december 2016 de kostendelersnorm toegepast, wat resulteert in een verlaging van de AIO-aanvulling van verzoeker. Verzoeker woont samen met zijn dochter, die niet langer als student wordt aangemerkt, wat de toepassing van de kostendelersnorm rechtvaardigt.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen sprake is van een spoedeisend financieel belang. De financiële situatie van verzoeker, die een netto inkomen van € 975,50 per maand heeft en vaste lasten van € 635,15, laat zien dat hij in zijn elementaire levensonderhoud kan voorzien. Er zijn geen aanwijzingen voor een dreigende huisuitzetting of afsluiting van nutsvoorzieningen. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig is. De uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van griffier J. Tuit, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2017.