Uitspraak
16.4926 PW
.Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Yaman.
Centrale Raad van Beroep
Op 4 april 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die bijzondere bijstand had aangevraagd voor de kosten van woninginrichting, borg en eerste huur na zijn verhuizing. De aanvraag werd afgewezen omdat de kosten al gemaakt waren vóór de aanvraag en niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De appellant ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en had eerder te maken gehad met de kostendelersnorm. De rechtbank Rotterdam had eerder de bezwaren van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat de kosten van de woninginrichting als algemeen noodzakelijke kosten van bestaan worden beschouwd en dat deze in principe uit een inkomen op bijstandsniveau moeten worden gedekt. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn situatie bijzondere omstandigheden met zich meebracht die rechtvaardigden dat hij bijzondere bijstand zou ontvangen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.