ECLI:NL:CRVB:2017:1323
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.L. Boxum
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens verzwijgen van werkzaamheden en rechtmatigheidsonderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant is bevestigd. Appellant ontving sinds 1 maart 2005 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand, maar werd in 2013 betrapt op het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden als gevolmachtigde en manager bij twee bedrijven. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat appellant niet heeft gemeld dat hij werkzaamheden verrichtte. De Raad oordeelt dat de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en de bevindingen van het Haags Economisch Interventie Team voldoende bewijs vormen voor de conclusie dat appellant zijn recht op bijstand niet kon handhaven. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college niet in strijd heeft gehandeld met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens door het proces-verbaal van een strafprocedure te gebruiken in het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.