ECLI:NL:CRVB:2017:1375

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
15/7632 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

Op 16 maart 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/7632 WWB-V. De Raad heeft het verzet van appellante ongegrond verklaard. Appellante had in hoger beroep beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Rotterdam, maar haar hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. Appellante had verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd op de brief van de Raad waarin zij werd gewezen op de voorwaarden voor vrijstelling. In verzet heeft appellante aangevoerd dat zij op 7 december 2015 stukken had opgestuurd in verband met haar verzoek om vrijstelling, maar de Raad oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in verzuim was geweest. Het risico van niet-aangetekende verzending lag bij appellante, en het gebruik van de door de Raad aangeboden portvrije antwoordenveloppe veranderde hier niets aan. Ook had appellante niet gereageerd op eerdere correspondentie van de Raad. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 maart 2017
15/7632WWB-V, 15/7633 WWB-V, 15/7634 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 21 september 2015, 15/1865, 15/1866 en 15/1867 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
Zitting heeft: T.G.M. Simons
Griffier: N. Talhaoui
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 21 juni 2016 heeft de Raad het hoger beroep van appellante tegen de aangevallen uitspraken niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
Voorafgaand aan de uitspraak van 21 juni 2016 heeft appellante verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De Raad heeft haar bij brief van 25 november 2015 gewezen op de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor vrijstelling in aanmerking te komen. Aan appellante is een termijn van twee weken geboden om een volledig ingevuld formulier in te sturen als zij van mening is aan de criteria voor vrijstelling van het griffierecht te voldoen. Appellante heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd en de Raad heeft haar beroep op betalingsonmacht bij brief van 17 december 2015 afgewezen.
In verzet heeft appellante onder meer verklaard dat zij op 7 december 2015 stukken aan de Raad heeft gestuurd in verband met haar verzoek om vrijstelling van het griffierecht. Zij heeft daarbij gebruik gemaakt van de door de Raad aangeboden portvrije antwoordenveloppe. Appellante is van mening dat, indien de stukken niet zijn ontvangen, zij de gelegenheid moet krijgen de stukken nogmaals toe te zenden.
De Raad is van oordeel dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. Appellante heeft haar stelling dat zij tijdig stukken heeft toegezonden, niet aannemelijk gemaakt. Het risico van niet-aangetekende verzending ligt bij appellante. Dat zij gebruik heeft gemaakt van de antwoordenveloppe maakt dit niet anders. Ook heeft appellante niet gereageerd op de brief van 17 december 2015 waarbij haar beroep op betalingsonmacht is afgewezen en de haar nadien toegezonden nota’s van 17 maart 2016 en betalingsherinneringen van 18 april 2016. Niet is gebleken dat zij daartoe niet in staat was. Van een telefonisch contact met de griffie van de Raad op 21 januari 2016 is geen bewijs voorhanden.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend)N. Talhaoui (getekend)T.G.M. Simons

JVC