ECLI:NL:CRVB:2017:1417
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten woninginrichting zonder acute noodzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 24 augustus 2012 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van woninginrichting. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de gevraagde kosten als algemeen gebruikelijk werden beschouwd en er geen bijzondere omstandigheden waren die een financiële tegemoetkoming rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen de afwijzing van de bijzondere bijstand niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat er wel degelijk sprake was van noodzakelijke kosten die voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden, zoals psychische klachten en een onhoudbare thuissituatie. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende heeft aangetoond dat er een acute noodzaak was voor de verhuizing en dat de kosten voor woninginrichting voorzienbaar waren.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante had kunnen reserveren voor de kosten en dat er geen medische of sociale redenen waren die een plotselinge verhuizing noodzakelijk maakten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van bijzondere omstandigheden bij aanvragen voor bijzondere bijstand.