ECLI:NL:CRVB:2017:1418
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en griffierecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van zijn eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierecht, maar het college had deze aanvraag afgewezen op grond van onvolledige informatie. Appellant heeft bezwaar gemaakt en later alsnog de benodigde stukken ingediend, waarna het college bijzondere bijstand heeft toegekend. Echter, het college verklaarde het bezwaar tegen de eerdere afwijzing niet-ontvankelijk, omdat appellant geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling. In hoger beroep betwist appellant de hoogte van de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, die door het college op € 245,- was vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand terecht heeft afgewezen, omdat appellant niet tijdig de benodigde informatie heeft verstrekt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de rechtbank terecht geen proceskostenvergoeding heeft toegekend, aangezien het college de kosten in bezwaar slechts op coulance heeft vergoed zonder wettelijke grondslag. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.