ECLI:NL:CRVB:2017:1430
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellante, die zich eerder ziek had gemeld met rug- en bekkenklachten. Appellante had na haar ziekmelding in 2010 verschillende uitkeringen ontvangen, maar na een periode van revalidatie werd zij door het Uwv geschikt geacht voor haar werk als administratief medewerker. Het Uwv besloot op 30 oktober 2014 dat appellante geen recht meer had op ziekengeld, wat door de rechtbank Rotterdam in een eerdere uitspraak werd bevestigd. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar klachten, waaronder coccygodynie, niet goed waren beoordeeld en dat zij niet in staat was om haar werk te verrichten. De Raad oordeelde dat er geen objectieve medische verklaring was voor de klachten van appellante en dat het Uwv op juiste gronden had geoordeeld dat zij in staat was tot het verrichten van haar maatgevende arbeid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.