ECLI:NL:CRVB:2017:1438

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
16/4150 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn bezwaar tegen de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering door het Uwv werd afgewezen. Appellant, die als heftruckchauffeur werkte, is sinds 13 maart 2013 arbeidsongeschikt door psychische klachten en lichamelijke pijnklachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant 68,55% arbeidsongeschikt was en hem een urenbeperking van vier uur per dag, gedurende twintig uur per week, had opgelegd. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn belastbaarheid niet correct was vastgesteld, vooral gezien zijn slaapproblemen en de impact van medicatie op zijn concentratie.

De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) voldoende rekening hield met de beperkingen van appellant. De rechtbank vond dat de urenbeperking van vier uur per dag recht deed aan de klachten van appellant en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen afdoende hadden gemotiveerd dat de vastgestelde belastbaarheid van appellant in overeenstemming was met de geselecteerde functies, en dat de urenbeperking adequaat was.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/4150 WIA
Datum uitspraak: 14 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2016, 15/7317 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Guman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Guman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
F.M.J. Eijmael.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, werkzaam als heftruckchauffeur voor 51 uur per week, is op 13 maart 2013 uitgevallen met psychische klachten. Nadien zijn daar pijnklachten in het lichaam en klachten als gevolg van suikerziekte bijgekomen. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 10 april 2015 appellant vanaf 11 maart 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant is vastgesteld op 68,55%. Dit besluit berust op het standpunt dat appellant verminderd belastbaar is vanwege psychische en lichamelijke beperkingen. Wat betreft de werktijden heeft de verzekeringsarts op preventieve gronden een urenbeperking van ongeveer vier uur per dag en ongeveer twintig uur per week aangewezen geacht.
1.2.
Bij besluit op bezwaar van 5 oktober 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 april 2015 gegrond verklaard. Dit besluit berust op rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellant gezien en gesproken op de hoorzitting en heeft op basis van dossieronderzoek en weging van ontvangen informatie van behandelaars, waaronder de informatie van de huisarts en psychiater F.P.J. Derks van
18 maart 2015, geconcludeerd dat appellant in verband met de psychische klachten en matige depressie is aangewezen op gestructureerde arbeid. De voor appellant vastgestelde belastbaarheid in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 maart 2015 dient nog aangescherpt te worden ten aanzien van afleiding, veelvuldige storingen, samenwerken en klant- en patiëntgebonden functies. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door de verzekeringsarts vastgestelde urenbeperking onderschreven. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft na raadpleging van het CBBS en op basis van een deels gewijzigde functieselectie vastgesteld dat de restverdiencapaciteit is gewijzigd. Wel wordt de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 80% ongewijzigd voortgezet.
2.1.
Appellant heeft in beroep een verzekeringsgeneeskundig verslag van 14 februari 2016 van I. Özkan overgelegd en aangevoerd dat het Uwv zijn belastbaarheid niet juist heeft vastgesteld. Verzekeringsarts Özkan heeft aangegeven dat gelet op het verstoorde slaappatroon van 2 uur slaap per nacht en het feit dat appellant ’s middags anderhalf tot twee uur slaapt alsmede zijn overige klachten waarbij appellant tot niets komt, appellant slechts te belasten is met twee uur arbeid per dag, gedurende tien uur per week.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van het uitgevoerde medische onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv. De rechtbank heeft geen aanwijzing gevonden dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep vooringenomen is. Verder heeft de rechtbank er op gewezen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennis heeft genomen van alle medische gegevens en appellant heeft gezien tijdens de hoorzitting. Die verzekeringsarts heeft op basis van zijn bevindingen de FML aangescherpt, met name ten aanzien van de psychische klachten. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep met het rapport van 26 februari 2016 in reactie op het verslag van verzekeringsarts Özkan, overtuigend heeft gemotiveerd waarom een urenbeperking van vier uur per dag, gedurende twintig uur per week recht doet aan de klachten van appellant. Met de urenbeperking van vier uur per dag wordt voldaan aan de slaapbehoefte ’s middags. Een verdergaande urenbeperking is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende door verzekeringsarts Özkan onderbouwd.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat de medische grondslag van het bestreden besluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Uitgaande van de juistheid van de FML is de rechtbank er voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van appellant in de voor hem geselecteerde functies niet wordt overschreden.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep onveranderd op het standpunt gesteld dat het Uwv een onzorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht doordat er onvoldoende rekening is gehouden met de psychische klachten en lichamelijke klachten en de bijwerkingen van de vele medicijnen die hij gebruikt. Appellant heeft grote problemen met het concentreren als gevolg van de medicatie die hij gebruikt, zoals ter zitting nader is toegelicht. In de FML zijn nauwelijks beperkingen aangenomen in de rubriek “dynamische handelingen” ten aanzien van de lichamelijke klachten terwijl appellant nauwelijks kan bewegen door de pijnklachten. Ook de urenbeperking dient te worden aangescherpt vanwege de slaapproblemen en lichamelijke klachten. Daartoe heeft appellant gewezen op het in beroep overgelegde verzekeringsgeneeskundig rapport van Özkan die heeft aangegeven dat appellant, gelet op de slaapbehoefte ’s middags van anderhalf tot twee uur per dag, maar twee uur per dag, gedurende tien uur per week, belastbaar is. Appellant acht zich niet in staat welke arbeid dan ook te verrichten. De geduide functies zijn dus niet geschikt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden van appellant in hoger beroep zijn in essentie een herhaling van zijn gronden van het beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak deze gronden besproken en is tot het oordeel gekomen dat deze niet kunnen slagen. Daarbij is de rechtbank ingegaan op het verzekeringsgeneeskundig verslag van Özkan als ook op de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierop. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat met een urenbeperking van vier uur per dag, gedurende twintig uur per week, ruimschoots tegemoet wordt gekomen aan een slaapbehoefte ’s middags van anderhalf tot twee uur per dag. De rechtbank heeft de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van het verslag van Özkan overtuigend geacht.
4.2.
In hoger beroep heeft appellant niet onderbouwd waarom hij de overwegingen van de rechtbank, zoals weergegeven in de aangevallen uitspraak, niet juist acht, noch heeft hij medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij meer of anders beperkt is dan is neergelegd in de in bezwaar aangescherpte FML, inclusief de urenbeperking van vier uur per dag, gedurende twintig uur per week. Zowel verzekeringsarts Özkan als de verzekeringsartsen (bezwaar en beroep) gaan uit van dezelfde diagnose: een depressieve stoornis alsmede een somatoforme stoornis. Verzekeringsarts Özkan kan zich niet verenigen met de urenbeperking vanwege de rustbehoefte in de middag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 12 augustus 2016 gemotiveerd toegelicht dat met een urenbeperking van vier uur per dag in voldoende mate tegemoet is gekomen aan cognitieve klachten en slaapbehoefte. Met een urenbeperking van vier uur per dag, twintig uur week, kan in de middag een rustperiode van anderhalf à twee uur, worden genomen. Met betrekking tot de ter zitting voorgelezen medicijnen die appellant op een dag gebruikt, wordt opgemerkt dat uit zijn rapport van 9 maart 2015 blijkt dat de verzekeringsarts bekend was met de verschillende medicijnen en deze heeft gewogen bij het vaststellen van de beperkingen. De Raad onderschrijft de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op het verzekeringskundig rapport van Özkan als ook het oordeel van de rechtbank dat door de verzekeringsartsen afdoende is gemotiveerd dat met de FML van 10 augustus 2015 afdoende rekening is gehouden met zowel de psychische als de lichamelijke klachten van appellant.
4.3.
Uitgaande van de juistheid van de voor appellant vastgestelde belastbaarheid, moet hij in staat worden geacht de werkzaamheden te verrichten die zijn verbonden aan de voor hem geselecteerde functies. In het rapport van 1 oktober 2015 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk en overtuigend beargumenteerd dat appellant de geselecteerde functies kan vervullen met inachtneming van zijn beperkingen.
4.4.
Gezien hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.3 slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2017.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) G.J. van Gendt

KP