ECLI:NL:CRVB:2017:1438
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn bezwaar tegen de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering door het Uwv werd afgewezen. Appellant, die als heftruckchauffeur werkte, is sinds 13 maart 2013 arbeidsongeschikt door psychische klachten en lichamelijke pijnklachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant 68,55% arbeidsongeschikt was en hem een urenbeperking van vier uur per dag, gedurende twintig uur per week, had opgelegd. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn belastbaarheid niet correct was vastgesteld, vooral gezien zijn slaapproblemen en de impact van medicatie op zijn concentratie.
De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) voldoende rekening hield met de beperkingen van appellant. De rechtbank vond dat de urenbeperking van vier uur per dag recht deed aan de klachten van appellant en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen afdoende hadden gemotiveerd dat de vastgestelde belastbaarheid van appellant in overeenstemming was met de geselecteerde functies, en dat de urenbeperking adequaat was.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.