ECLI:NL:CRVB:2017:146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet wonen op uitkeringsadres en extreem laag waterverbruik
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellante, die sinds 9 april 2013 (aanvullende) bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het besluit van het algemeen bestuur ongegrond verklaarde. Het algemeen bestuur had de bijstand van appellante ingetrokken met ingang van 15 oktober 2013, omdat zij niet feitelijk woonachtig zou zijn op het uitkeringsadres. Dit besluit volgde na een onderzoek door het Bureau Handhaving, dat onder andere waarnemingen en dossieronderzoek verrichtte. De onderzoeksresultaten wezen op een extreem laag waterverbruik van slechts 2m³ in de periode van 15 oktober 2013 tot 15 oktober 2014, wat niet aannemelijk maakt dat appellante op het uitkeringsadres verbleef. De Raad oordeelt dat het aan appellante is om aan te tonen dat zij wel op het uitkeringsadres woonde, wat zij niet heeft kunnen doen. De verklaringen van buurtbewoners en andere getuigen werden als onvoldoende concreet beoordeeld. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt.