Uitspraak
16.6302 ZVW
CAK
mr. M. Mulder.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die in Duitsland woont en een pensioen ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet en van de Stichting Pensioenfonds ABP. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 26 augustus 2016 het beroep van de appellant tegen een besluit van het CAK ongegrond heeft verklaard. Het CAK had de buitenlandbijdrage van de appellant definitief vastgesteld op € 6.249,92, maar de appellant had hiertegen geen bezwaar gemaakt. Vervolgens ontving de appellant op 11 december 2015 een betalingsherinnering van het CAK, waarin hij werd verzocht om een openstaand bedrag van € 1.433,89 te betalen. Het CAK verklaarde het bezwaar van de appellant tegen deze betalingsherinnering niet-ontvankelijk, omdat de herinnering geen wijziging in zijn rechtspositie met zich meebracht en dus geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bevestigde deze beslissing van het CAK.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij bereid is te betalen, mits het bedrag duidelijk en correct is. Hij verzocht de Raad om het CAK te verplichten zijn bezwaar alsnog in behandeling te nemen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de betalingsherinnering geen besluit is in de zin van de Awb en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.