ECLI:NL:CRVB:2017:1568
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- P.W. van Straalen
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die vanaf 12 augustus 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding dat appellante zich bezighield met handel in kleding, heeft de Sociale Recherche Zuid-Holland Noord een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante beschikte over een creditcard en meerdere bankrekeningen, waaruit zij aanzienlijke bedragen had besteed aan onder andere kleding en parfum. De toezichthouder heeft vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van deze bankrekeningen en haar aan- en verkoopactiviteiten. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
Het college van burgemeester en wethouders van Katwijk heeft daarop besloten om de bijstand van appellante met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij geen geld heeft verdiend met de verkoop van kleding en dat de bedragen afkomstig zijn van de rekening van haar moeder.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op bijstand, omdat zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de kosten heeft teruggevorderd. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.