Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
van het besluit van 26 maart 2015;
Centrale Raad van Beroep
Op 18 januari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/843 WSF. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2015. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W. Vermeer, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat haar studiefinanciering had herzien. De minister had de herziening gebaseerd op een onderzoek naar de woonsituatie van appellante, uitgevoerd door controleurs van een privaat bedrijf. De Raad oordeelde dat de bevindingen van het onderzoek, dat mede was verricht door een onbevoegde controleur, als bewijs ontoelaatbaar zijn. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere uitspraken van de Raad waarin werd gesteld dat toezicht op de naleving van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) een overheidstaak is en dat het verlenen van toezichthoudende bevoegdheden aan personen buiten de overheid met terughoudendheid moet gebeuren. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit van de minister niet op een deugdelijke motivering berustte, omdat zonder de onrechtmatig verkregen bevindingen geen voldoende feitelijke grondslag bestond voor het standpunt van de minister. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1.980,-.