ECLI:NL:CRVB:2017:1685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van vermogen en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 2 mei 1997 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft de bijstand ingetrokken en teruggevorderd op basis van bevindingen van de sociale recherche, die een onderzoek instelde naar de rechtmatigheid van de bijstand na een strafrechtelijk onderzoek. Tijdens dit onderzoek werd een geldkistje met een aanzienlijk bedrag aangetroffen, waarvan werd gesteld dat het aan appellante toebehoorde. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het college niet voldoende heeft aangetoond dat appellante over een vermogen beschikte dat hoger was dan het vrij te laten vermogen voor de periode van 2 mei 1997 tot 30 juni 2009. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellante gegrond, maar laat de intrekking van de bijstand over de periode van 30 juni 2009 tot en met 30 september 2012 in stand, omdat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad geeft het college opdracht om een nieuwe beslissing te nemen over de terugvordering van de bijstandskosten, waarbij het college een nieuwe berekening moet maken van het terug te vorderen bedrag. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.