ECLI:NL:CRVB:2017:1687

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
16/1224 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.H.M. Roelofs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van de Participatiewet met betrekking tot verblijfplaats en zorgvuldigheid van het onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) ongegrond verklaarde. Appellant, die zich op 3 september 2015 meldde als dakloos, had een aanvraag om bijstand ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam weigerde deze aanvraag op basis van het feit dat appellant niet op de opgegeven adressen was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de handhavingsmedewerkers van de gemeente Amsterdam op zorgvuldige wijze hun onderzoek hadden uitgevoerd en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.

In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak echter geoordeeld dat de rechtbank niet heeft onderkend dat er onvoldoende zorgvuldigheid is betracht bij het onderzoek naar de verblijfplaats van appellant. De Raad concludeert dat het college niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat appellant niet op de opgegeven adressen verbleef, mede gezien de verwarring die kan zijn ontstaan door de specifieke bouw van het pand waarin adres 3 zich bevindt. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en kent appellant bijstand toe naar de voor hem geldende norm voor dak- en thuislozen. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.

Uitspraak

16/1224 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2016, 15/8415 en 15/8416 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A. Kilinç, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2017. Namens appellant is verschenen mr. Kilinç. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. H. van Golberdinge.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft zich op 3 september 2015 gemeld voor het aanvragen van bijstand ingevolge de Participatiewet (PW). Daarbij heeft appellant aangegeven dat hij dakloos is. Appellant heeft over de periode van 3 september 2015 tot en met 30 oktober 2015 zogenoemde zevendagen-formulieren ingevuld. Op 7 oktober 2015 heeft hij een aanvraag om bijstand ingediend. Bij die gelegenheid heeft hij op het formulier “Opgave verblijfslocatie(s) dak- en thuisloze” de volgende drie adressen in Amsterdam opgegeven: [adres 1]
(adres 1), [adres 2] (adres 2) en [adres 3] (adres 3).
1.2.
Twee handhavingsmedewerkers van de afdeling Controle van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam (DWI) hebben een onderzoek ingesteld naar de
woon- en verblijfsituatie van appellant. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 29 oktober 2015. Uit de rapportage komt naar voren dat appellant op
23 oktober 2015 op adres 1 is aangetroffen en dat hij op 28 en 29 oktober 2015 niet op adres 3 is aangetroffen, ondanks het feit dat zijn begeleider had doorgegeven dat hij daar vanaf
27 oktober 2015 zou verblijven.
1.3.
Bij besluit van 2 november 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 11 december 2015 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant niet is aangetroffen op de door hem opgegeven woonlocaties, zodat het recht op bijstand niet is vast te stellen. Dat appellant de deurbel niet zou hebben gehoord moet voor zijn rekening en risico worden gelaten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de handhavingsmedewerkers er bij hun onderzoek op 28 en 29 oktober 2015 van mochten uitgaan dat het door appellant opgegeven adres [adres 3] was en niet [adres 4]. Nu zij op beide data hoorbaar hebben aangebeld en niet werd opengedaan, hebben zij kunnen concluderen dat appellant feitelijk niet op het opgegeven adres verbleef. Dat de hoofdbewoner later schriftelijk heeft verklaard dat appellant van 27 tot en met 30 oktober 2015 bij haar heeft verbleven, maakt niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De hier te beoordelen periode loopt van 3 september 2015 (datum melding) tot en met
2 november 2015 (datum besluit op aanvraag).
4.2.
Een aanvrager om bijstand moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van zodanige aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen, onder meer over zijn woon- en verblijfplaats. Naar vaste rechtspraak(uitspraak van 13 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:15) kan ook van iemand die stelt dak- of thuisloos te zijn worden gevergd dat hij controleerbare gegevens verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om deze inlichtingen zorgvuldig op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de aanvrager niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
4.3.
Zoals ook reeds uit de uitspraak van 3 november 2015 (ECLI:N::CRVB:2015:3823) valt af te leiden, hanteert de DWI het onder 1.1 genoemde zevendagen-formulier (formulier 1) om vast te stellen of een betrokkene behoort tot de bijzondere doelgroep van dak- en thuislozen en/of Amsterdam de aangewezen centrumgemeente is. Op het formulier “Opgave verblijfslocatie(s) dak- en thuisloze” (formulier 2) dient de aanvrager te vermelden waar hij vanaf de datum van aanvraag verblijft of zal verblijven. Iedere wijziging dient te worden doorgegeven. Bij de invulling en ondertekening van formulier 2 wordt een en ander standaard met de aanvrager besproken en aangegeven dat deze werkwijze noodzakelijk is uit een oogpunt van efficiënte controle.
4.4.
Uit de gedingstukken blijkt dat de handhavingsmedewerkers op 23 oktober 2015 appellant op adres 1 hebben bezocht en daar met hem hebben gesproken. Hij heeft daarbij onder meer aangegeven dat hij twee weken geleden nog op adres 3 bij [naam L.] (L) is geweest. Hij weet niet precies op welk nummer L zich heeft ingeschreven, wel dat het de bovenste bel is. Op 26 oktober 2015 zijn de twee handhavingsmedewerkers langs geweest op adres 2 waar de hoofdbewoner vertelde dat appellant daar eind september 2015 voor het laatst twee nachten had geslapen. Dit is later tijdens een telefonisch onderhoud op 29 oktober 2015 nogmaals bevestigd. Daarna hebben de handhavingsmedewerkers op dezelfde dag een bezoek gebracht aan het pand waarin adres 3 was gevestigd. Op aanbellen werd daar niet gereageerd. In een rapportage van 29 oktober 2015 staat daarover vermeld: “Ik zag 4 bellen bij de linkerdeur met nummer [nummer]. De bovenste bel zag ik geen naam. De 2e en 3e bel hadden de namen [namen 1] en [namen 2]. Ik heb eerst de bovenste bel geprobeerd. Er werd niet gereageerd. Vervolgens heb ik de bel daaronder geprobeerd. Op ons aanbellen werd via de intercom gereageerd door een vrouw die opgaf te zijn [naam 1]. (…) Ik hoorde haar het volgende zeggen: Ik ben [naam 1]. Ik ken geen [naam L.]. Misschien kan je de bel hieronder proberen. (…) Op de bel onder werd niet gereageerd.” Op 27 oktober 2015 om 10:55 uur heeft een van de handhavingsmedewerkers telefonisch contact opgenomen met L, als hoofdbewoner van adres 3. Deze verklaarde toen dat appellant daar twee á drie weken geleden voor het laatst had geslapen. Op dezelfde dag om 12:15 uur heeft de klantmanager van appellant van de Streetcornerwork-begeleider van appellant [klantmanager] een
e-mailbericht ontvangen, inhoudende dat appellant van adres 1 is weggestuurd en daar niet meer kan slapen en dat hij nu gaat slapen op [adres 4]. Vervolgens hebben de handhavingsmedewerkers (voor zover hier van belang) op 28 oktober 2015 om 7:55 uur en op 29 oktober 2015 om 7:40 uur een bezoek gebracht aan het pand [adres 4]. Beide keren werd na herhaaldelijk aanbellen niet gereageerd.
4.5.
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, kan op grond van de in 4.4 weergegeven feiten en omstandigheden niet worden uitgesloten dat appellant ten tijde van de hierboven aangeduide controles op 28 en 29 oktober 2015 - overeenkomstig zijn opgave - verblijf hield op adres 3. Ter zitting van de Raad is ook van de zijde van het college bevestigd dat er verwarring kan zijn ontstaan door de specifieke bouw van het pand waarin adres 3 zich bevindt. Dat pand bestaat uit diverse woonlagen, waaronder een kelderverdieping. Niet geheel duidelijk is geworden, welke verdieping als [adres 3] en [adres 4] heeft te gelden en/of de handhavingsmedewerkers bij hun controle op 28 en 29 oktober 2015 wel op de juiste verdieping zijn geweest. Dat die duidelijkheid niet is verkregen moet onder de gegeven omstandigheden voor rekening van het college worden gelaten. Nu de aangetroffen situatie op 26 oktober 2015 al de nodige vraagtekens opriep, had van de handhavingsmedewerkers immers mogen worden verlangd dat zij in ieder geval tijdens het telefonisch contact met L op 27 oktober 2015 hadden geverifieerd waar zij nu precies woonde en of zij de dag tevoren wel op de juiste verdieping waren geweest. Dat is toen echter nagelaten en nadien niet hersteld. Daartoe bestond temeer aanleiding nu L later schriftelijk heeft verklaard dat appellant van
27 tot en met 30 oktober 2015 bij haar heeft overnacht en dat zij geen van beiden de bel hebben gehoord.
4.6.
Uit 4.5 vloeit voort dat het bestreden besluit niet met de nodige zorgvuldigheid is voorbereid en op een ontoereikende grondslag berust. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de
artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Nu dit gebrek mede door tijdsverloop niet meer kan worden hersteld en ter zitting van de Raad van de zijde van het college geen andere beletselen voor bijstandsverlening zijn gesteld of anderszins zijn gebleken, zal de Raad - mede in aanmerking genomen dat het in verband met latere ontwikkelingen, naar het zich laat aanzien, een afgebakende periode betreft - zelf in de zaak voorzien en bepalen dat appellant bijstand toekomt naar de voor hem geldende norm voor een dak- en thuisloze.
5. Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op € 990,- in beroep en op € 990,- in hoger beroep wegens verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 december 2015;
- herroept het besluit van 2 november 2015, bepaalt dat appellant met ingang van 3 september
2015 bijstand toekomt naar de voor hem geldende norm en bepaalt dat deze uitspraak in de
plaats treedt van het vernietigde besluit van 11 december 2015;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.980,-;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 169,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2017.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) L.L. van den IJssel

HD