ECLI:NL:CRVB:2017:1712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van het afsluiten van een zorgverzekering door CAK namens appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het CAK over de rechtmatigheid van het afsluiten van een zorgverzekering door het CAK namens appellante. Appellante had zich niet verzekerd binnen de gestelde termijn en ontving een aanmaning van het CAK, gevolgd door een boete. Het CAK heeft vervolgens namens appellante een zorgverzekering afgesloten, wat leidde tot bezwaar van appellante. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waaronder de aanmaningen en boetes die appellante ontving van het CAK. De Raad oordeelde dat het afsluiten van de zorgverzekering door het CAK niet kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling, en dat de brief van het CAK van 25 mei 2015 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de bevoegdheden van het CAK en de rechtsgevolgen van het afsluiten van zorgverzekeringen namens verzekerden. De Raad benadrukte dat de wetgever bij de totstandkoming van de relevante artikelen in de Zorgverzekeringswet (Zvw) heeft beoogd dat dergelijke handelingen niet als besluiten worden aangemerkt, waardoor bezwaar en beroep niet mogelijk zijn.