ECLI:NL:CRVB:2017:1712

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
16/669 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van het afsluiten van een zorgverzekering door CAK namens appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het CAK over de rechtmatigheid van het afsluiten van een zorgverzekering door het CAK namens appellante. Appellante had zich niet verzekerd binnen de gestelde termijn en ontving een aanmaning van het CAK, gevolgd door een boete. Het CAK heeft vervolgens namens appellante een zorgverzekering afgesloten, wat leidde tot bezwaar van appellante. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en appellante ging in hoger beroep.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waaronder de aanmaningen en boetes die appellante ontving van het CAK. De Raad oordeelde dat het afsluiten van de zorgverzekering door het CAK niet kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling, en dat de brief van het CAK van 25 mei 2015 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de bevoegdheden van het CAK en de rechtsgevolgen van het afsluiten van zorgverzekeringen namens verzekerden. De Raad benadrukte dat de wetgever bij de totstandkoming van de relevante artikelen in de Zorgverzekeringswet (Zvw) heeft beoogd dat dergelijke handelingen niet als besluiten worden aangemerkt, waardoor bezwaar en beroep niet mogelijk zijn.

Uitspraak

16.669 ZVW

Datum uitspraak: 10 mei 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
17 december 2015, 15/4029 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

PROCESVERLOOP
Vanaf 1 januari 2017 oefent CAK in zaken als deze, gelet op de Wet van 8 april 2016 tot wijziging van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en andere wetten in verband met de overgang van een aantal taken van Zorginstituut Nederland naar CAK (Stb. 2016, 173), de bevoegdheden uit die voorheen door het Zorginstituut Nederland werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder CAK mede verstaan Zorginstituut Nederland.
Namens appellante heeft mr. P.J. de Bruin, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2017. Namens appellante is
mr. De Bruin verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Imhoff.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
CAK heeft appellante op 17 december 2013 aangemaand een zorgverzekering af te sluiten. Daarbij heeft CAK meegedeeld dat haar een boete wordt opgelegd als zij zich niet over drie maanden heeft verzekerd.
1.2.
CAK heeft bij besluit van 21 april 2014 aan appellante een boete van € 332,25 opgelegd omdat zij na het verstrijken van de periode van drie maanden nog geen zorgverzekering had afgesloten. In dat besluit heeft CAK erop gewezen dat appellante na drie maanden een tweede boete wordt opgelegd als zij zich niet heeft verzekerd.
1.3.
Bij besluit van 31 oktober 2014 heeft CAK aan appellante een tweede boete van € 332,25 opgelegd omdat zij nog steeds geen zorgverzekering had afgesloten. Verder heeft CAK appellante gesommeerd om binnen drie maanden een zorgverzekering af te sluiten. Daarbij heeft CAK vermeld dat in het geval appellante dat nalaat, CAK namens haar een zorgverzekering afsluit.
1.4.
Bij brief van 25 mei 2015 heeft CAK appellante te kennen gegeven dat zij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek om een zorgverzekering af te sluiten en dat CAK ten behoeve van haar per 1 juni 2015 een zorgverzekering bij OWM CZ Groep Zorgverzekeraar ua heeft afgesloten. Verder is appellante te kennen gegeven dat zij met ingang van die datum een bestuursrechtelijke premie verschuldigd is van € 117,33 per maand.
1.5.
CAK heeft het bezwaar van appellante tegen de brief van 25 mei 2015 bij besluit van
3 juni 2015 (bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard. Het namens appellante afsluiten van een zorgverzekering is volgens CAK de feitelijke uitvoering van de last die is opgelegd bij besluit van 31 oktober 2014. Omdat een feitelijke handeling niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat hiertegen geen bezwaar open.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank − onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 25 september 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3135) − overwogen dat de brief van CAK van 25 mei 2015 niet anders kan worden opgevat dan als een feitelijke handeling die uitvoering geeft aan de bij besluit van 31 oktober 2014 opgelegde last. De brief van 25 mei 2015 is niet gericht op rechtsgevolg en dus geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. CAK heeft de bezwaren van appellante dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3. Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij heeft appellante zich verzet tegen de aanduiding van appellante als nummer in de eerdere uitspraak van de Raad van 25 september 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3135), waarin zij ook partij was. Verder heeft appellante aangevoerd dat het door CAK afsluiten van een zorgverzekering wel een besluit is, vanwege de consequenties die dat voor haar heeft. Volgens appellante ontbreekt een wettelijke grondslag en is CAK niet bevoegd namens haar een zorgverzekering af te sluiten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. Zoals de Raad in de uitspraak van
25 september 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3135) heeft overwogen kan het uitvoeren van de last waarbij CAK namens appellante voor haar een zorgverzekering sluit, gelet op het feit dat artikel 5:21, aanhef en onder b, van de Awb ingevolge artikel 9d, vierde lid, van de Zvw van overeenkomstige toepassing is, niet worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling. De brief van 25 mei 2015 is daarmee ook geen een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Dit is in overeenstemming met wat de wetgever bij de totstandkoming van de artikelen 9c en 9d van de Zvw heeft beoogd.
4.2.
Hetgeen appellante in deze zaak meer of anders heeft aangevoerd, leidt de Raad niet tot een ander oordeel.
4.3.
Hieruit volgt dat de hoger beroep van appellante niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2017.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) B. Dogan

RB